maandag 3 november 2014

In 't dorp van heden ruik je ‘t verleden (2)

Enigszins gebogen liepen ze door hun kleine appelboomgaard. Ze droegen een zware rietenmand tussen hen in. De laatste appels van dit naseizoen waren binnengehaald. Hij kreunde even en zij hield haar tred in. Door zijn enigszins beslagen brilletje keek hij naar haar en zei: "Het gaat goed. Deze oude boom staat niet zo ver van de plek waar de appel is gevallen." Met zijn vrije arm veegde hij een druppel van zijn neus. Ze gingen weer verder, zoals ze hun hele leven al deden. Geen last was ze te zwaar, zolang ze het maar samen torsten. Het gewicht van het leven hield hen in evenwicht.

zondag 2 november 2014

In 't dorp van weleer

Je ziet hem gaan en kent hem niet. Gebogen onder een te grote pet. Zwaar trappend met zijn houten klompen op een oude fiets. Zijn leren zadeldek kraakt als hij voorbij komt. Of zijn het zijn broze knieën? 

Maartensdijk
In het dorp van mijn jeugd stond de kerk nog in ’t midden en gingen we naar de School met de Bijbel. In 't dorp waar ik nu woon zijn ze er nog. De zondag viert daar hoogtij: mannen in hun beste pak en vrouwen met bedekte hoofden. Het is inmiddels zeven jaren terug dat we er zijn komen wonen. Maar we kerken buiten het dorp. Onze kinderen zijn de deur uit, dus we wachten niet meer bij de school. Daardoor groei je minder snel in de dorpsgemeenschap en blijf je deels een buitenstaander.