Terwijl ik ging zitten met mijn gezicht in de rijrichting, zette
de trein zich in beweging. Door het gangpad naderde een jongen. Hij had zijn
capuchon over het hoofd getrokken. Zijn verschijning gaf me een onbehagelijk
gevoel en ik hoopte maar dat hij door zou lopen. Maar in plaats daarvan schudde
hij de tas van zijn rug en liet die neerploffen op de bank tegenover me.
Vervolgens ging hij er naast zitten. Vanuit mijn ooghoek zag ik dat hij in mijn
richting gluurde.
Een hart vol smart
Vluchtig keek ik naar hem, maar onze blikken kruisten elkaar
niet. Hij staarde langs me heen naar buiten. Zijn grote blauwe ogen schoten nerveus
heen en weer en hij zuchtte diep. Onwillekeurig moest ik denken aan die woorden:
‘Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart’. Mijn gevoel van ongemak ging
over in nieuwsgierigheid. “Toch geen zorgen voor de dag van morgen?” vroeg ik
hem. Nu was hij het die vanuit zijn ooghoek even naar mij keek. Hij antwoordde:
“Toch wel meneer ...”
We raakten in gesprek. De jonge man zag er niet te fris uit. Hij
vertelde dat hij indertijd thuis erg dwars was geweest en steeds ruzies had
uitgelokt. Nadat hij met zijn vuisten zwaaiend tegenover zijn vader had
gestaan, had deze hem weggestuurd. “Ik vind het verschrikkelijk om dit te doen”,
had zijn vader hem gezegd. “En het zal je moeder groot verdriet doen, maar wij kunnen
je niet tegen houden.” Hij vertrok, nadat hij een groot geldbedrag van zijn
ouders had gestolen.
Hij had het ruige en wilde leven opgezocht. Zo anders als het
vredige leven op hun boerderij met de appelboom achter het huis. Het ‘geleende’
geld had hij erdoor gedraaid. Zijn nieuwe vrienden hadden hem al snel weer ‘ont-vriend’.
Drugs en diefstal werden zijn volgende kameraden. Een neergaand pad waarop hij letterlijk
en figuurlijk door de knieën zakte en tot geloof in de Heere Jezus kwam. Enkele dagen geleden had
hij zijn ouders een brief geschreven. “Pa en ma, ik ben het niet waard om
jullie zoon te zijn!”
De jongen had tijdens het praten al die tijd naar buiten
gestaard. Alsof hij zichzelf zijn verhaal vertelde. Maar nu keek hij op, in het
besef dat hij niet alleen was. “Meneer, een mens kan niet dieper zinken. Graag
zou ik weer teruggaan naar onze boerderij. Het is vlak voor het volgende
station. Ik heb mijn ouders geschreven dat ik deze trein van 17.00 uur zou nemen
die langs thuis komt. En ik heb gevraagd of ze een wit laken aan de waslijn
willen hangen als ik weer welkom ben.”
Schone was
“En als er geen wit laken hangt?” vroeg ik. Hij boog zijn hoofd en zei: "Dan snap ik dat. Ik
heb ze teveel verdriet gedaan. Vervolgens zal ik niet naar huis komen”. Naarmate
we dichter bij de plek kwamen waar zijn ouders woonden, werd hij steeds
zenuwachtiger. De jongen keek me opnieuw aan: “Wilt u iets voor me doen?” Ik
knikte hem toe. “U ziet het eerder dan ik; eigenlijk durf ik niet te kijken. Ziet
u na de volgende bocht een boerderij met een appelboom? En hangt er een wit
laken aan de lijn?”
De trein minderde vaart op het moment dat we door de bocht
gingen en het stationnetje naderden. “Ja hoor, ik zie de boerderij en de hele waslijn hangt vol met witte
lakens! En voor de appelboom staan twee oudere mensen. Ze zwaaien naar de
trein.” De jongen sprong op en greep zijn rugtas. Ik moest glimlachen: “Zo te
zien ben je welkom thuis!” Hij hoorde het niet meer toen hij snel wegliep door het
gangpad. Terwijl we stilstonden, zwaaide hij naar me vanaf het perron. En langzaam
zette de trein zich weer in beweging ...
Een bekend verhaal in een moderne vorm, mooi.
BeantwoordenVerwijderenMooi.
BeantwoordenVerwijderenJongste zoon parabel, waarbij ik mij eigenlijk altijd vereenzelvig met de oudste zoon..
prachtig
BeantwoordenVerwijderenMooi! Iets voor op mijn blog :-)
BeantwoordenVerwijderenPrachtig verhaal met een nog mooiere betekenis! Fijn om even gelezen te hebben, dank je voor het delen!!
BeantwoordenVerwijderenHeel mooi.
BeantwoordenVerwijderenIk zie het helemaal voor me. Dank!
BeantwoordenVerwijderen